Van 41.000 tot 8,5 miljoen auto’s, in minder dan 100 jaar
Aantal personenauto’s sterk gestegen
Door Bart Oostvogels. Mede-hoofdredacteur AutoRAI.nl en MotorRAI.nl. In de wieg gelegd als automotive journalist. Een échte nieuwsjager en liefhebber van auto’s én motoren. Hoe lichter, hoe beter! Als het maar wielen heeft. |
In bijna een eeuw tijd is het aantal personenauto’s in Nederland met een ruime factor 200 toegenomen, dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van onderzoek. In 1927 telde Nederland 41.000 personenauto’s. Anno 2019 zijn dat er 8,5 miljoen.
De eerste tellingen
Volgens het CBS hangt de toename onder meer samen met de groei van de bevolking, inkomens, en het woon-werkverkeer. “Bij de eerste uitgave van de statistiek motorvoertuigen in 1927 zijn 41.000 personenauto’s geregistreerd, in 1939 waren dat er al 98.000. De Tweede Wereldoorlog onderbrak de groei, maar al in 1949 was de grens van 100.000 personenauto’s bereikt. In 1965 waren er al 1 miljoen, vier jaar later 2 miljoen. In 2019 staat de teller op 8,5 miljoen personenauto’s”, meldt het CBS.
Zoveel auto’s per inwoner
In 1950 reden er verhoudingsgewijs 12 personenauto’s per duizend inwoners rond. In 1960 waren dat 41 auto’s per duizend inwoners, in 1970 al 153 en in 1981 alweer 300. CBS: “In 2000 was de autodichtheid al 400 per duizend inwoners. Begin 2019 stond de teller op 494, dat is bijna 1 personenauto op elke 2 inwoners.”
Forensisme
De groei nam na de oorlog sterk toe door de ontwikkeling van het forensisme, het woon-werkverkeer. CBS: “Het aantal buiten de woongemeente werkzame personen nam toe van 544.000 in 1947 naar 1,1 miljoen in 1960 en tot 1,6 miljoen in 1971. Dat is een verdrievoudiging. De woningnood was een factor, maar ook de spreiding van industrievestigingen en de afnemende agrarische werkgelegenheid droegen bij aan de forensenstroom. Toen tegen het einde van de jaren zestig de woningnood in de kleinere gemeenten oploste en tegelijkertijd de woonmilieus in de grote gemeenten achteruitgingen, gingen steeds meer mensen buiten de stad wonen. De woon-werkstromen zijn sindsdien flink gegroeid. In 1947 werkte 15 procent van de beroepsbevolking buiten de woongemeente, in 1960 was dat 27 procent en in 1971 al 34 procent. In 2017 was het aandeel forensen onder werknemers toegenomen tot 63 procent.”
“De groei nam na de oorlog sterk toe door de ontwikkeling van het forensisme, het woon-werkverkeer.”
De eerste files
Mensen trokken er steeds vaker met de auto op uit, bijvoorbeeld voor dagjes weg met de familie. De eerste files ontstonden al in de jaren vijftig. Die waren aanvankelijk een vrijetijdsverschijnsel: opstoppingen op de wegen in de weekenden, tijdens hoogtijdagen met Pasen en Pinksteren en in de zomervakanties. CBS: “De auto was een begerenswaardig product waarvoor het bestedingspatroon graag werd aangepast.”