Waarom rijdt het kabinet niet met elektrische auto’s?
Slechts twee bewindspersonen rijden volledig elektrisch
De torenhoge bpm, de maximumsnelheid terug naar 100 km/u en extreme accijnzen op brandstof, het zijn enkele voorbeelden van hoe het kabinet de Nederlander aan een elektrische auto probeert te krijgen. Het zou dan logisch zijn dat de ministers en staatssecretarissen het goede voorbeeld geven door zelf ook elektrisch te rijden. Niets blijkt minder waar, want slechts twee van de bewindspersonen rijdt elektrisch. Waarom eigenlijk?
Het klimaat
Een hot topic voor het huidige kabinet is het klimaat. De CO2-uitstoot in Nederland moet omlaag. De overheid doet dat door het beboeten van dingen die slecht zijn voor het milieu en het subsidiëren van de goede dingen, zoals bij de aanschaf van een elektrische auto. Ongetwijfeld helpen alle kleine beetjes, zoals het verlagen van de maximumsnelheid of het heffen van accijnzen. Maar het voelt toch als een druppel op de gloeiende plaat. De Europese samenwerking op het gebied van klimaat, lijkt als los zand samen te hangen. Want waar de Nederlanders juist van het gas af moeten, stappen onze Duitse buren daar juist massaal naar over. Het ligt natuurlijk genuanceerder dan dat, maar het is best moeilijk te begrijpen. De beknopte uitleg: ‘een beter klimaat begint bij jezelf’ en ‘als wij het goede voorbeeld geven, volgt de rest vanzelf’.
Het goede voorbeeld
Toch begint het goede voorbeeld niet helemaal bij de bewindslieden zelf, want van de in totaal 31 auto’s in het wagenpark van de overheid zijn er slechts twee volledig elektrisch. Van de overige 29 zijn er 20 auto’s een hybride. Die zijn alleen wel van het kaliber BMW 7 Serie en Audi A8. Grote auto’s met een beperkte elektrische actieradius, die het grootste deel van de tijd dus alsnog gebruik maken van de flinke benzinemotor. Verder zijn er nog vijf benzine-aangedreven dienstauto’s over, evenals vier Mercedessen met dieselmotor.
Waarom niet?
Het kiezen van een dienstauto gaat niet over één nacht ijs. Elk ministerie schaft de dienstauto’s aan, na overleg met de bewindspersonen zelf. Ministers en staatssecretarissen mogen een dienstauto’s kiezen uit het duurste segment dat de overheid toestaat: de zogeheten E-categorie. Deze dienstauto’s mogen maximaal 0,62 euro per kilometer kosten, bij 60.000 kilometer per jaar. Wat blijkt nu, de richtlijnen zijn in 2015 voor het laatst geüpdatet. Dat betekent dat de noodzaak om elektrisch te gaan rijden er gewoonweg niet is. De minister van Justitie Dilan Yesilgöz en premier Mark Rutte worden rondgereden in bepantserde wagens. “Die zijn nog niet ‘groen’ te verkrijgen”, aldus Defensie. Wat aannemelijk is.
Verduurzamen
Toch lijken de inkopers in de praktijk toch tot op zekere hoogte met de tijd meegaan. Klaas Meijer, woordvoerder van het ministerie van Defensie tegenover Nu.nl: “De Rijksoverheid volgt de verduurzamingsnorm, waarin is afgesproken dat haar wagenpark in 2028 zero-emissie kent. Ook bij de dienstauto’s voor bewindslieden wordt hier zoveel mogelijk naar gestreefd. Dat is expliciet vastgelegd in het klimaatakkoord. De komende jaren wordt het wagenpark verder verduurzaamd. Bij enkele bewindslieden is dit vanwege de veiligheid vooralsnog niet mogelijk. Bovendien is een elektrische auto nu nog niet praktisch genoeg. Het kan gebeuren dat een minister of staatssecretaris ’s morgens in Limburg moet zijn en ’s avonds in Groningen. Dat red je niet altijd met opladen.”
Minister voor Klimaat en Energie
Rob Jetten, milieuminister, reist veel met het openbaar vervoer, maar ritjes in een auto doet hij niet met een volledig elektrisch model. Woordvoerder Pieter ten Bruggencate legt uit: “Minister Jetten heeft zeker een voorkeur voor een volledig elektrische auto, maar dat is helaas nog niet altijd de meest optimale keuze”. Misschien dat hij thuis geen plek heeft voor een laadpaal…
Bron: Nu.nl