Autotest – MINI Cooper S Cabrio vs. MINI Cooper JCW Cabrio (2021)
Sportief nazomeren
Door Niels Janson. Autoliefhebber in hart en nieren. Heeft een brede interesse en houdt van bijna alle soorten auto's, ook in miniatuur. Heeft in het bijzonder een zwak voor oude Amerikanen en rijdt zelf met plezier in een Buick Regal uit 1994. |
Het najaar had nog een aantal mooie dagen in petto. Een mooie aanleiding om eens lekker een stukje open te rijden. Ondertussen zoeken we ook uit hoe groot het verschil is tussen een MINI Cooper S en een MINI John Cooper Works.
Grote verschillen?
De zomer van 2021 was niet altijd even mooi, maar het najaar had nog regelmatig mooie dagen te bieden. Dat vraagt om een ritje in een cabrio. Een leuk sturende cabrio ook nog eens, want daar kan je bij MINI wel voor aankloppen. We krijgen de sleutels van zowel een Cooper S als het sportieve topmodel John Cooper Works. Hoe groot is het verschil tussen beide?
Frisse verschijning
De huidige generatie MINI kwam in 2014 op de markt. Zowel in 2018 als 2021 onderging het model een tussentijdse facelift, maar ook los daarvan is de MINI nog altijd een frisse verschijning. Beide facelifts waren dan ook niet ingrijpend. De led-achterlichten met leuk Union Jack-motief zijn misschien wel het belangrijkste nieuws.
Typisch MINI
In het interieur zijn de typische MINI-zaken gebleven, zoals het ronde instrumentarium. De tellers achter het stuur zijn niet op het dashboard, maar op de stuurkolom gemonteerd. Handig! Hoe je het stuur ook het prettigst vindt staan, het blokkeert dus nooit het zicht op de tellers.
Over geblokkeerd zicht gesproken: ook een typisch MINI-dingetje is dat stoplichten nog wel eens lastig te zien zijn als je vooraan de rij staat. Ook zorgt dat lage, ver naar voren doorlopende dak ervoor dat de binnenspiegel schuin naar voren precies in je blikveld zit. Aan de andere kant draagt dat lage dak natuurlijk wel bij aan de bekende MINI-uitstraling, zowel vanbinnen als vanbuiten.
Een aantal elementen van het MINI-interieur zullen BMW-rijders bekend voorkomen, zoals de bediening van het infotainmentsysteem, met draaiknop. Wel pakt MINI een aantal zaken duidelijk anders aan. Zo zit de startknop als een grote rode tuimelschakelaar op de middenconsole, met daarnaast nog meer tuimelschakelaars voor overige functies. De volgorde van die functies hadden we wel liever gespiegeld gezien. Voor de rijmodischakelaar moet je je arm nu bijvoorbeeld best ver uitstrekken, terwijl je de links geplaatste schakelaars voor het in-/uitschakelen van parkeersensoren en start-stopsysteem juist niet vaak zult gebruiken.
Tweezitter
Beschouw de MINI Cabrio trouwens vooral als een tweezitter. Als ik met mijn ca. 1,80 m lengte de ideale zitpositie achter het stuur instel, moet ik de eventuele passagier achter mij toch echt vriendelijk verzoeken zijn benen thuis achter te laten. Door de passagiersstoel verder naar voren te zetten zou rechts achterin nog wel iemand kunnen zitten, maar zeker met het dak dicht is de toegang tot de achterbank alsnog krap.
Het dak eraf
Ach, dat soort praktische bezwaren vergeef je de auto algauw. Je koopt hem toch vooral om alleen of met z’n tweeën lekker een stuk te toeren. Dat gaan we dan ook doen en natuurlijk met het dak open. Dat openen gaat volledig automatisch en kan tot een snelheid van 30 km/u, zolang je de schakelaar maar vast blijft houden.
Behalve volledig dicht en volledig open zijn er ook nog wat tussenvarianten, zoals alleen het deel boven de voorstoelen openschuiven en/of de ramen met één druk op een knop allemaal laten zakken. Alle ‘tussenvarianten’ zorgen wel al snel voor veel turbulentie in het interieur. Het dak volledig openen en de ramen omhoog zetten is het fijnst. Met het dak volledig geopend zie je nog maar weinig in de achteruitkijkspiegel, maar op zich volstaan de twee buitenspiegels ook al.
De MINI Cooper S Cabrio
We gaan eerst op pad met de Cooper S, die in dit geval is voorzien van het John Cooper Works-pakket. Met dat pakket krijg je zo’n beetje alle uiterlijke kenmerken van de echte JCW-uitvoering. Eigenlijk verraden alleen de Cooper S-logo’s op de achterklep en voorspatborden dat het ‘slechts’ een Cooper S is. Ook moet je de krachtiger motor van de JCW missen, maar de 2,0-liter viercilinder met een vermogen van 131 kW (178 pk) is ook al niet mis.
De Cooper S zou je een semi-sportieve uitvoering kunnen noemen. Bij het starten laat de sportuitlaat alvast weten dat hij er zin in heeft en ook het rijkarakter is vooral op sportiviteit gericht. De besturing is relatief zwaar en het onderstel vrij stevig geveerd, maar toch blijft de rit ook op slecht wegdek comfortabel. Een goede balans tussen sportiviteit en comfort dus.
Gaat het wat sneller, dan blijkt de Cooper S eveneens mooi gebalanceerde rijeigenschappen te hebben. Op een dijkweggetje baant hij zich met plezier van bocht naar bocht. Bijna als op rails, onderstuur moet je eigenlijk al bewust uitlokken om er wat van te merken. De auto lijkt gemaakt voor de rijmodus Sport. Dan hangt de auto fijn aan het gas en laat de MINI ook goed horen dat hij het naar zijn zin heeft, maar zonder dat het geluid overheerst. Bovendien blijft ook in Sport-modus het comfort behouden, waardoor dat al snel de rijmodus is die we voor iedere rit kiezen.
De MINI John Cooper Works Cabrio
Stappen we over in de John Cooper Works, dan blijkt dat zoals verwacht qua sportiviteit de overtreffende trap. Bij het starten klinkt uit de sportuitlaten direct een sportief gepruttel: hij heeft er zin in. In Sport-modus wordt dat nog eens extra versterkt. Ook qua geluidsbeleving is de John Cooper Works de overtreffende trap van de Cooper S. De uitlaten laten nadrukkelijker van zich horen, zeker naarmate je bij de hogere toerentallen komt. Bij gas los wordt je regelmatig getrakteerd op sportief geplof en gepruttel. Ondertussen hoor je de turbo meeblazen en -sissen als bij een rallyauto, al moet je op z’n minst met de ramen open rijden om de turbogeluiden goed mee te krijgen.
De John Cooper Works laat 170 kW (231 pk) los op de voorwielen en dat merk je wel aan de besturing, waarin de krachten van de aandrijflijn subtiel merkbaar zijn. Ook is hij wat eerder onderstuurd dan de Cooper S, al moet je het eigenlijk nog steeds bewust opzoeken om daar last van te hebben. Hij heeft wel iets de neiging om de buitenbocht op te zoeken, maar in principe geeft de MINI het met piepende banden bijtijds aan als het hem te snel gaat. In die zin komt het onderstuur nooit onverwachts opzetten.
Ook het onderstel is nog eens wat harder dan bij de Cooper S. Sterker nog, vers aangebrachte wegbelijning kan je in de John Cooper Works goed voelen. Bij grotere oneffenheden piept en kraakt het interieur zelfs als een stadsbus, maar samen met de soundtrack van uitlaat en turbo versterkt dat eigenlijk juist het autosportgevoel. Alsof het dijkweggetje van onze testrit onderdeel is van een rallyparcours.
Go-kart-gevoel?
Het rijgedrag van een MINI wordt, juist ook door MINI zelf, weleens vergelijken met dat van een go-kart. Bij de John Cooper Works zit daar zeker een kern van waarheid in. De harde vering, de zeer directe en wat zware besturing, de net zo directe reactie op gas- en reminput: je voelt je echt een met de auto. Samen met de strakke dynamische wegligging is dat inderdaad net als bij een go-kart. Wel klinkt de MINI een stuk beter dan de gemiddelde go-kart en is zo’n kart eerder over- dan onderstuurd.
Handbak of automaat?
De MINI JCW is leverbaar met handgeschakelde transmissie met zes versnellingen, maar wij rijden hem met achttraps sportautomaat. De purist die voor de JCW kiest, zal wellicht de handbak willen, maar de automaat presteert ook goed bij een sportieve rit. Een enkele keer zouden we zelf wel wat eerder hebben teruggeschakeld of juist wat langer hebben doorgetrokken. Zelf schakelen kan gelukkig ook nog steeds, met de flippers achter het stuur. Door zelf te schakelen kan je de toeren net even hoger houden. Dan hangt de auto net wat lekkerder aan het gas – en hoor je hem ook beter.
Rijmodi Sport, Comfort en Green
Ook de John Cooper Works beschikt over de rijmodi Comfort en Green, maar in feite is de Sport-modus zoals de auto is bedoeld en zijn de rijmodi Comfort en Green steeds verder afgezwakte versies. Ook qua geluid. In Comfort is dat vrij subtiel en in Green zelfs bijna onhoorbaar. Vooral de rijmodi Green zorgt ook voor een wat afgezwakte reactie van de motor op het gaspedaal, maar de vrij zware besturing en het harde onderstel blijven altijd.
Verbruik
Laten we voor de volledigheid ook nog even kijken naar het verbruik van de MINI’s. Met de Cooper S reden we na een sportieve rit gemiddeld 1 op 13, wat aan het eind van de testperiode (met veel N-wegen) terugliep naar gemiddeld 1 op 16. Bij de sportieve rit reed de MINI John Cooper Works gemiddeld ca. 1 op 12,5 en stond de boordcomputer na nog wat N-wegen en een stuk snelweg op ca 1 op 14,5. Misschien niet super zuinig voor zo’n kleine auto, maar gezien de geleverde prestaties vallen deze waarden ons alles mee.
Prijzen
De MINI 3-deurs is leverbaar vanaf 25.390 euro, de Cabrio vanaf 31.290 euro. Voor de Cooper S ben je minimaal 35.800 kwijt en de prijslijst van de John Cooper Works begint bij 45.800 euro. Als Cabrio zijn beide modellen leverbaar vanaf respectievelijk 41.100 en 51.101 euro. Voor de meer gedetailleerde en bovendien altijd actuele prijslijst verwijzen we naar MINI.nl.
Conclusie
Goed, de MINI Cabrio is misschien niet heel praktisch, maar vooral wel heel erg leuk. Het is echt een auto die je koopt met je hart. Omdat je verkocht bent door het uiterlijk of de rijeigenschappen. Welke van die twee jij het belangrijkst vindt, bepaalt ook voor welke uitvoering je moet gaan. Ben je een echt sportieve rijder, dan is het echt het overwegen waard om door te sparen voor de John Cooper Works. Heb je de MINI voor dagelijks gebruik en rij je slechts zo nu en dan een sportieve rit, dan heb je aan de Cooper S ook al een echt leuk rijdende auto, die een mooie balans biedt tussen comfort en sportiviteit. Een MINI nodigt hoe dan ook uit om de snelweg eens te laten voor wat hij is en wat vaker de mooie binnendoorroutes op te zoeken.