Auto’s van toen: Princess – codenaam ADO71
Een auto met een rugzakje
Door Paul Spek. Als (model)autoliefhebber schrijft hij wekelijks de rubrieken AutoRAI in Miniatuur en Auto’s van Toen. Rijdt een smart citycoupé en een Ford Streetka. |
De Princess had een prachtige, pure wigvorm, bijzondere Hydragas-vering en een heel ruim interieur. Maar de slechte reputatie van fabrikant British Leyland en de matige kwaliteit van de auto deden de prachtige middenklasser de das om.
Zeldzaamheid
Je ziet de Princess hoogst zelden – al helemaal in Nederland. Hij had zijn afkomst tegen, want de fabrikant van de Princess, British Leyland, had voortdurend te kampen met stakingen en was continu in crisis.
Onduidelijke identiteit
De identiteit van de auto was ook onduidelijk, want hij was er eerst onder diverse merken en ineens alleen nog als Princess, zonder bekende merknaam ervoor. En hij had zijn beperkingen, want een vijfde deur kreeg hij nooit.
‘Landcrab’
De Princess was de opvolger van de Austin/Morris/Wolseley 1800/2200 – in de volksmond ‘Landcrab’, naar zijn eigenaardige uiterlijk. Inderdaad, die kent ook bijna niemand meer… Net als zijn voorganger was de Princess/ADO71 een grotere middenklasser met voorwielaandrijving, met keus uit vier- en zescilinder lijnmotoren in combinatie met een vijfbak.
“De slechte reputatie van British Leyland en de matige kwaliteit deden de prachtige Princess de das om.”
Voorwielaandrijving
In februari 1970 begon bij het noodlijdende BLMC – de voorganger van British Leyland – de ontwikkeling van ADO71. Als uitgangspunt werd het voorwielaangedreven onderstel van de 1800/2200 genomen – BLMC had namelijk een goede reputatie opgebouwd met voorwielaangedreven auto’s als de Mini, de Maxi en de 1100/1300.
Wigvorm, puddingvorm…
ADO71 kreeg een moderne, uitgesproken wigvorm. Al in augustus 1970 was er een kleimodel op ware grootte en het carrosserieontwerp van de Brit Harris Mann bleef tijdens de verdere ontwikkeling nagenoeg ongewijzigd. Dat is op zichzelf al ongebruikelijk, maar Mann had met zijn eerdere ontwerp voor de Austin Allegro met lede ogen moeten toezien hoe dat eveneens ranke en vooruitstrevende ontwerp tijdens de ontwikkeling verwerd tot een puddingvorm.
Ongeëvenaarde interieurruimte
De Princess – ofwel ADO71 – kreeg het formaat van pakweg de Peugeot 504, maar bood interieur- en bagageruimte die ongeëvenaard was in deze klasse. Er kwam echter géén vijfde deur! De concernleiding vond een hatchback geen geschikt idee voor een auto in deze klasse. Bovendien bouwde BLMC al de vijfdeurs Austin Maxi – een uiterst praktische, nuchtere middenklasser. Ook wilde de concernleiding met ADO71 niet in het vaarwater komen van de nog in ontwikkeling zijnde nieuwe Rover 3500.
“De Princess was de opvolger van de Austin/Morris/Wolseley 1800/2200, maar die kent ook bijna niemand meer…”
Austin, Morris, Wolseley
Op 13 februari 1975 presenteerde British Leyland – de opvolger van het door de Britse overheid overgenomen failliete BLMC – ADO71 als Austin, Morris en Wolseley 18-22 Series aan de pers. Die ontving de auto met enthousiasme: het weggedrag was uitstekend, met de zacht afgestelde Hydragas-vering bood de auto geweldig rijcomfort, vergelijkbaar met dat wat Citroën met de hydropneumatische vering bood.
Leyland 18/22 Series / Princess Development 1
Moeilijke start
Het nieuwe model had een moeilijke start. Stakingen legden de fabrieken met de regelmaat van de klok stil. Dat ging ten koste van de levering en de kwaliteit van het nieuwe model – en van alle modellen in het gamma van British Leyland.
Neerwaartse spiraal
Door de vele stakingen, de onvermijdelijke kinderziektes en het feit dat de publieke opinie was dat het staatsbedrijf British Leyland betere auto’s moest maken van het belastinggeld dat erin gestopt was door de Britse overheid. De reputatie van het autoconcern en zijn auto’s was onherstelbaar in een neerwaartse spiraal geraakt.
Leyland 18/22 Series / Princess Development 2
Princess als merk
Al in september 1975 besloot British Leyland om logistieke, financiële en marketingtechnische redenen dat de auto voortaan alleen als Princess door het leven zou gaan. Princess was een merk geworden, net als Mini overigens. En het edele merk Wolseley verdween. Het gamma van de auto werd teruggebracht tot twee motorvarianten en drie uitvoeringen. Carrosserievariaties als aparte grilles en motorkappen voor de Morris en de Wolseley verdwenen daarmee.
“Al een halfjaar na de introductie besloot British Leyland dat de auto uitsluitend als Princess door het leven zou gaan. Princess was een merk, net als Mini overigens.”
Princess 2
In 1977 maakte British Leyland een proefserie van vijftig dieselversies, om de taximarkt te testen. Ook dat was geen succes, maar het positieve resultaat was dat de gefacelifte Princess 2 in 1978 de geluidsisolatie van die gesneefde dieselversie kreeg en dus veel stiller was dan zijn voorganger. De viercilinder 1800-motor werd vervangen door 1700- en 2000-versies; de zescilinder 2200 bleef gehandhaafd.
Austin Ambassador
Inmiddels was duidelijk dat niet alleen de slechte reputatie van auto en fabrikant, maar ook het gebrek aan de vijfde deur de verkoop van de Princess schaadde. In 1980 begon de ontwikkeling van een ingrijpend gefacelifte versie met grote achterklep. Die verscheen in 1982 als Austin Ambassador op de markt. Maar ook die kent natuurlijk niemand meer…