Auto’s van Toen: Jaguar XJC
Premium beauty met schoonheidsfoutjes
Door Paul Spek. Als (model)autoliefhebber schrijft hij wekelijks de rubrieken AutoRAI in Miniatuur en Auto’s van Toen. Rijdt een smart citycoupé en een Ford Streetka. |
In 1968 introduceerde Jaguar de XJ, een snelle en luxe sedan met een zescilinder lijnmotor of een V12. In 1973 verscheen een gefacelifte versie en daarvan maakte Jaguar ook een coupéversie: de XJC.
Raamrubbers
Die gefacelifte XJ – de Series 2 – is herkenbaar aan de hoger geplaatste voorbumper en de lagere grille. Jaguar introduceerde de prachtige coupéversie pas in 1975, omdat er problemen waren met de raamrubbers. Toen in 1978 de XJ-S verscheen, nam Jaguar de XJC alweer uit productie. Jaguar produceerde ruim 10.000 exemplaren, waarvan een kleine tweeduizend twaalfcilinders.
“Jaguar introduceerde de prachtige coupéversie pas in 1975, omdat er problemen waren met de raamrubbers.”
Samengestelde portieren
De Jaguar XJC was rechtstreeks gebaseerd op de vierdeursversie. Opmerkelijk is dat het frame van de deuren van de coupé, die vanzelfsprekend iets langer zijn dan de voorportieren van de vierdeursversie, waren samengesteld uit twee voorportieren van de sedan. De lasnaad is duidelijk te zien aan de binnenzijde van het portier.
“Het frame van de deuren van de coupé waren samengesteld uit twee voorportieren van de sedan.”
Finest ever?
Alle XJC’s waren af fabriek voorzien van een met leder bekleed dak. Zoiets was heel ‘in’ in de jaren zeventig, maar bij de Jaguar schijnt er ook een zekere noodzaak te zijn geweest. Het dak zou zo ‘slap’ en beweeglijk zijn dat de lak daar niet tegen bestand was en barstte. Dat was natuurlijk bij geen enkele auto acceptabel, maar bij een Jaguar al helemaal niet – Jaguars oprichter, Sir William Lyons, noemde de XJ in tv-reclames immers ‘The finest Jaguar ever’.
“Jaguars oprichter, Sir William Lyons, noemde de XJ in tv-reclames ‘The finest Jaguar ever’.”
Cabriolets
Twee bedrijven – Lynx Cars en Avon, beide gespecialiseerd in het ombouwen van bestaande auto’s – bouwden op heel bescheiden schaal cabrioletversies van de XJC.
Autosport
Door de zoveelste reorganisatie van British Leyland – waarvan Jaguar vrij roemloos een onderdeel was – was Jaguar enige tijd als merknaam verdwenen. Leyland Cars – destijds de nieuwe naam van de wankelende Britse autokolos – en Jaguar zagen in deelname aan de autosport een manier om het prestige weer op te poetsen.
“Leyland Cars en Jaguar zagen halverwege de jaren zeventig in deelname aan de autosport een manier om het prestige op te poetsen.”
Broadspeed-Jaguar XJ 12C
Leyland gaf in 1975 Ralph Broad van Broadspeed de opdracht om de Jaguar XJ 12C voor races in Group 2 van het Europese Touring Car Championship te preparen. De auto’s werden in maart 1976 gepresenteerd en namen later dat seizoen deel aan ETCC-races. De Broadspeed-Jaguars maakten veel indruk – niet alleen met hun uiterlijk, maar vooral met hun geluid. Helaas was de Jaguar niet betrouwbaar – vooral de aandrijfassen begaven het regelmatig.
“De Broadspeed-Jaguars maakten veel indruk – niet alleen met hun uiterlijk, maar vooral met hun geluid. Helaas was de Jaguar niet betrouwbaar.”
Succesvoller
Het beste resultaat van de Broadspeed Jaguar was een tweede plek op de Nürburgring, in september 1977. Leyland stopte na dat seizoen met het project, maar Ralph Broad was ervan overtuigd dat met nog wat meer ontwikkelingstijd de auto veel succesvoller zou zijn.
De Wrekers
In 1976 was een speciale Jaguar XJ 12C te zien in de Britse tv-serie De Wrekers, met Patrick Macnee als John Steed in de hoofdrol. Steed reed in een metallic groene Broadspeed-Jaguar die geschikt gemaakt was voor gebruik op de openbare weg. Door de carrosseriekleur én het met lichtbruin leder beklede interieur was ook deze auto een regelrechte blikvanger.
Broadspeed produceerde in 1974 een kleine serie Turbo Manta’s.
“Door de carrosseriekleur én het met lichtbruin leder beklede interieur was John Steeds Jaguar XJ 12C een regelrechte blikvanger.”