Van autodelen tot ridesharing: auto’s altijd binnen handbereik
Een auto was nooit eerder zo eenvoudig en snel binnen handbereik
Al vanaf het prille moment dat James Watt de economie op gang stoomde, hadden de gevestigde ketens de markt in handen. Autodeelplatformen zoals Drivy en BlaBlaCar leken daar even verandering in te brengen, maar nu stappen ook de gevestigde ketens in het autodeelverhaal. Een probleem hoeft dat niet te zijn, integendeel. Een auto was nooit eerder zo eenvoudig en snel binnen handbereik.
Autodeelplatformen schieten als paddestoelen uit de grond
BlaBlaCar ontstond al in 2006, Drivy in 2010, CarAmigo in 2013 en de afgelopen jaren stapten ook de grote voertuigproducenten in hetzelfde verhaal. Samen met de platformen stegen ook het aantal deelauto’s in Nederland. In het voorjaar van 2017 telden we er zo ruim 30.697. Vooral in stedelijke gebieden lijkt autodelen het goed te doen, met één deelauto per 250 inwoners. Dat deelauto’s het goed doen in grootsteden is vrij eenvoudig te verklaren. Zo is het in grootsteden eenvoudiger om vraag en aanbod samen te brengen en wordt ook daar de druk op het verkeersbeleid steeds verder opgevoerd. Toch heeft het ook een psychologisch kantje: onderzoek heeft namelijk aangetoond dat deelnemers aan de zogenaamde Collaborative Economy over het algemeen dertigers zijn uit de middenklasse en wonende in (voor)stedelijk gebied. Waarom dat exact zo is, dat kan dan niemand echt zeggen. Hoe dan ook is het een goedkope manier om zelf over een auto te beschikken: even geld lenen bij de bank en via deelplatformen de lening terugverdienen.
Deeleconomie kent ook grenzen
Het autodelen biedt heel wat voordelen. We denken daarbij onder andere aan het milieu, maar ook aan sociale en economische voordelen. Toch lijkt het plaatje lang niet altijd perfect te zijn. Vraagstukken zijn er bijvoorbeeld op vlak van verzekering, fiscaliteit en veiligheid. Overal zetten platformen massaal in op samenwerkingsakkoorden met verzekeraars, maar zelden zijn die akkoorden écht goed. Het lijkt eerder alsof verzekeraars enkel meedoen omdat autodelen hip is en niet omdat ze echt een structurele wijziging willen bekomen. In België was er dan weer heel wat te doen rond het fiscale aspect, met de zogenaamde wet De Croo als orgelpunt. Alleen, wat bleek? Autodelen kon helemaal niet onder die wet vallen aangezien dat zogenaamde roerende inkomsten waren (verhuurinkomsten). Wereldwijd blijven de praktische problemen zich op die manier verder opstapelen terwijl kant-en-klare antwoorden zelden voorhanden zijn.
Toch maar terug naar de essentie?
We zien intussen steeds meer vraagtekens ontstaan als het aankomt op online autodelen. Sommige buurtnetwerken hebben daardoor een stapje terug gezet. Zij sluiten zogenaamde samenwerkingsovereenkomsten af waarbij er voor een buurt een bepaald aantal auto’s ter beschikking wordt gesteld. Hetzelfde zien we gebeuren met appartementsblokken. Heel vaak gaat het collectief dan geld lenen om zo een aantal wagens aan te kopen. De deelnemers betalen dan maandelijks een bedrag om gebruik te mogen maken van het collectief wagenpark en eventueel volgt er jaarlijks een eindafrekening. Op die manier kan iedereen over een auto beschikken zonder er echt een te moeten hebben.
Wat met de toekomst?
Alhoewel iedereen het steevast heeft over de rooskleurige toekomst van autodelen hoeft dat lang niet zo te zijn. Er zijn nog heel wat struikelblokken en vraagstukken die overwonnen moeten worden en er kan onderweg nog heel wat misgaan. Veel onderzoekers zetten hun tanden in het fenomeen autodelen. Hoe het zal verlopen met deelauto’s is nog niet helemaal duidelijk, maar dat er op vlak van mobiliteit in de toekomst het een en ander zal wijzigen, daar is iedereen het dan wel over eens.