Wist je dat: Ferrari’s avontuur in de Indy 500
Er werd jarenlang geflirt met de Amerikaanse race
Ferrari en de Formule 1 zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het Italiaanse merk doet tenslotte al sinds de oprichting van het Formule 1-kampioenschap in 1950 mee. In 1952 stond de Amerikaanse Indianapolis 500 op de Formule 1-kalender en Ferrari wilde daar uiteraard winnen. Het liep anders dan verwacht..
Op hoge snelheid linksaf
Het racen op de supersnelle ‘ovals’ is totaal anders dan racen op een bochtig circuit. De auto’s rijden met zeer hoge snelheid voornamelijk linksaf en de coureurs laten gedurende de zeer lange raceafstand nauwelijks hun gaspedaal vlieren. De Indy-raceauto’s waren speciaal gebouwd voor dit type racen en verschilden op veel punten met hun Europese evenknieën uit de Formule 1. Er deed in 1952 zelfs een dieselauto mee!
Ferrari besloot vier auto’s aan te passen voor de Indy 500 en verkoopt er drie aan de Amerikaanse Ferrari-importeur Luigi Chinetti. De drie Amerikaanse auto’s komen bij privécoureurs terecht die de auto’s van eigen kleuren voorzien. Ferrari houdt één exemplaar voor zichzelf en gehuld in het scharlaken rood moest stercoureur Alberto Ascari het merk een topklassering bezorgen. Ascari poseert trots in de Ferrari 375 voor een persfoto en begint samen met de Amerikaanse coureurs aan de kwalificatie.
Met pijn en moeite aan de start
Die draaide uit op een ramp, de Amerikaanse coureurs wisten zich niet eens te kwalificeren en de talentvolle Ascari wist met pijn en moeite een negentiende startpositie te veroveren. Tijdens de race blijkt dat de Ferrari helemaal niet geschikt is voor het racen op ovals. Ascari moet voortdurend schakelen omdat de versnellingsbakverhoudingen niet berekend zijn op de lange, rechte stukken. Uiteindelijk valt hij uit met een gebroken wielnaaf en Ferrari verliet met de staart tussen de benen Indianapolis.
In 1953 keerden echter twee van de vier Ferrari’s terug op het Amerikaanse circuit. De auto waarmee Ascari racete werd voorzien van een grotere motor, brandstoftank, koppeling, remmen en oliecooler en vervolgens aan Chinetti geleverd. Deze auto zou (met hulp van Ferrari-monteurs, maar zonder fabriekssteun) tot 1956 racen en verdween daarna in een Amerikaanse collectie.
Italiaans-Amerikaanse raceauto
Een andere exotische deelnemer aan de Indy 500 van 1956 was de Ferrari Bardahl Experimental. Dit was een combinatie van een Amerikaans Kurtis-chassis, een Ferrari zescilindermotor en diverse Amerikaanse tuning-onderdelen. Ondanks de bemoeienis van Ferrari-monteurs, modificaties en zelfs het gebruik van methanol (!) wist de auto zich niet te kwalificeren. Het was de laatste keer dat het Amerikaanse merk zich liet zien op Indianapolis.
Indy blijft verleidelijk
Toch bleef de Indy 500 verleidelijk en in 1986 flirtte Ferrari opnieuw met de Amerikaanse CART-raceserie. Dat was namelijk de raceklasse waarin de beroemde race was opgenomen. Ferrari was het niet eens met het Formule 1-reglement in die tijd en wilde eventueel overstappen naar de snelste raceklasse ter wereld. Er werd uitvoerig getest en ondanks dat het nooit officieel werd, ontwikkelde Ferrari wel een prototype. De financiële situatie gooide echter roet in het eten en de Ferrari 637 verscheen nooit aan de start van een Amerikaanse race. De Ferrari 637 ging uiteindelijk naar Alfa Romeo, die het doorontwikkelde en zelf wel aan de start van de beroemde Amerikaanse race verscheen.
Ferrari’s Amerikaanse avontuur leeft echter voort in het Museo Ferrari, waar het originele prototype van de 637 verblijft. Voor de originele Indy-raceauto’s uit 1952 hoef je minder ver te reizen: in het Louwman Museum in Den Haag staat één van de originele Ferrari’s 375.