Auto’s van Toen: de originele Mini Cooper
De originele Mini Cooper was een héél klein duveltje uit een doosje…
Door Paul Spek. Als (model)autoliefhebber schrijft hij wekelijks de rubrieken AutoRAI in Miniatuur en Auto’s van Toen. Rijdt een smart citycoupé en een Ford Streetka. |
Tegenwoordig is bijna elke Mini – MINI – een Cooper-versie. Alleen héél oude mensen weten nog dat Cooper voor de klassieke Mini zoiets was als tegenwoordig RS voor Ford en M voor BMW.
Mini voor wijkverpleegster
De Mini was ontworpen als stadsautootje, ‘voor de wijkverpleegster’, zei ontwerper Alec Issigonis. Halverwege de jaren vijftig waren de zogenoemde bubble cars en scootmobielen populair in Engeland en Europa. Die minuscule autootjes waren echter een doorn in het oog van de leiding van BMC – zeg maar Austin en Morris. BMC-topman Leonard Lord gaf ingenieur Issigonis daarom opdracht om zo snel mogelijk een kleine échte auto te ontwikkelen, groot genoeg voor vier personen, die de bubble cars overbodig zou maken.
“De Mini was ontworpen als stadsautootje, ‘voor de wijkverpleegster’, zei ontwerper Alec Issigonis.”
Fenomenale wegligging
In augustus 1959 verschenen de nagenoeg identieke Austin Mini Seven en de Morris Mini Minor. Het waren revolutionaire autootjes, met voorwielaandrijving, een dwars voorin geplaatste motor met de versnellingsbak eronder, 10-inchwieltjes op de uiterste hoeken van het carrosserietje, waardoor de Mini’s een fenomenale wegligging hadden.
Tuners
Al snel bleek de Mini – ook al had hij slechts 850 cm3 – zich uitstekend te weren op het circuit en in rally’s. De tuningspecialisten doken dan ook op de Mini als bokken op de haverkist … Oselli, Downton, Swiftune, Mini Sport… Toen John Cooper, destijds een heel grote naam in de Formule 1, de beschikking kreeg over een Mini, was ook hij overtuigd.
“Al snel bleek de Mini zich uitstekend te weren in de autosport. Tuningspecialisten doken op de Mini als bokken op een haverkist … Oselli, Downton, Swiftune, Mini Sport … John Cooper”
Drie keer zoveel vermogen
Cooper was destijds ook actief in Formula Junior – een startersklasse voor Formule-autootjes met een productiemotor tot één liter cilinderinhoud. Hij besloot een snellere versie van de Mini te bouwen, op basis van het 850 cm3-motortje, opgeboord tot 994 cm3 en voorzien van Formule-Junior-techniek. Het vermogen zou met zo’n 100 pk drie keer zo hoog zijn als dat van de standaardmotor.
Duizend stuks om te beginnen
Toen Cooper het met ontwerper Issigonis over zijn snelle Mini had, vond de laatste het maar niks. Zo had hij de Mini niet bedoeld, vond Issigonis. Cooper ging met zijn prototype naar BMC’s Managing Director, George Harriman, die het juist geweldig vond en opdracht gaf voor de productie van duizend exemplaren, voldoende voor homologatie voor de autosport. De snelle Mini werd vernoemd naar het wereldkampioensteam van 1960 in de Formule 1: Mini Cooper. Marketingtechnisch heel slim natuurlijk.
“Toen Cooper het met ontwerper Issigonis over zijn snelle Mini had, vond de laatste het maar niks. Maar BMC’s Managing Director, George Harriman, vond hem juist geweldig”
Royalties én steun
Harriman bood Cooper twee pond royalties voor elke Austin en Morris Mini Cooper. De deal omvatte ook de belofte dat BMC Cooper zou ondersteunen als BMC Mini-fabrieksteam in het saloon car-racen. BMC beperkte zich met de Mini Cooper tot de rallysport.
55 pk
De Mini Cooper voor de openbare weg kreeg natuurlijk niet die 100 pk sterke racemotor, maar een blok van 997 cm3 met 55 pk vermogen. Die zou het autootje een topsnelheid bezorgen van ongeveer … 140 km/u. Weinig spectaculair, denk je nu, maar destijds was het supersportief.
“In 1963 werd de Nederlander Rob Slotemaker Europees kampioen in een Mini Cooper.”
1.088 cm3
De snelle Mini werd in september 1961 gepresenteerd en in 1962 won de auto het British Touring Car Championship. In 1963 werd de Mini Cooper nipt verslagen in het BTCC, maar dat jaar werd de Nederlander Rob Slotemaker Europees kampioen in een Mini Cooper van het Downton Engineering Team. Dat team had een nog snellere Mini Cooper gebouwd, met een cilinderinhoud van 1.088 cm3 en een topsnelheid van zo’n 170 km/u.
Cooper S
En toen John Cooper een snellere versie van de Mini Cooper voorstelde, kreeg hij uiteindelijk zijn zin – ondanks dat de leiding van BMC bang was voor de hoge kosten. De 1.100 cm3-motor in de nieuwe Cooper S was overigens niet de speciale motor van Downton, maar een tot 1.071 cm3 opgeboorde versie van de bestaande A-motor. Deze Mini Cooper S ging in 1963 in productie.
“De Mini Cooper S won in 1964 de Rally Monte Carlo en in 1965 opnieuw. En in 1966 alweer, maar de auto werd (onterecht) gediskwalificeerd. Naar verluidt omdat de organisatie een Fránse winnaar wenste.”
Rally Monte Carlo
De Cooper S won in 1964 de Rally Monte Carlo en begin 1965 opnieuw. En in 1966 alweer, maar de auto werd gediskwalificeerd vanwege een vermeende onregelmatigheid aan de verlichting. Álle Engelse deelnemers in de top van het klassement werden overigens gediskwalificeerd, naar verluidt omdat de organisatie een Fránse winnaar wenste.
Talloze Cooper-versies
De Mini Cooper S kreeg een reputatie als ‘giant killer’. Niet alleen in de Rally Monte Carlo, maar ook in andere rally’s en op de circuits oogstte de Mini Cooper onwaarschijnlijke successen. BMC maakte dan ook allerlei motorvarianten voor de Mini Cooper, zodat die in meerdere klassen kon strijden om de overwinning. Een daarvan was de versie met 1.275 cm3. Daarmee won de Mini Cooper in 1967 opnieuw de Rally Monte Carlo, maar vanaf 1968 nam de dominantie van de Mini Cooper af.
“De Mini Cooper S kreeg een reputatie als ‘giant killer’ en won in 1967 opnieuw de Rally Monte Carlo.”
Royalties en reorganisatie
De Mini Cooper was – mede door de sportieve successen – een groot verkoopsucces en BMC moest John Cooper dus ook veel meer royalties betalen dan het zich in 1960 had voorgesteld toen het met een productie van duizend stuks begon… Toen eind jaren zestig BMC met Leyland fuseerde, begon een reorganisatie van het modellengamma. De Mini Cooper verdween zoetjesaan en werd vervangen door de Mini Clubman 1275 GT – een schatje van een auto, maar die haalde het ook qua populariteit bij lange na niet bij de Coopers.
“De Mini Cooper werd vervangen door de Mini Clubman 1275 GT, maar die haalde het bij lange na niet bij de Coopers.”