Auto’s van Toen: Citroën ID/DS
‘La Bombe Citroën’ was een sensatie op de Autosalon van Parijs in 1955
Door Paul Spek. Als (model)autoliefhebber schrijft hij wekelijks de rubrieken AutoRAI in Miniatuur en Auto’s van Toen. Rijdt een smart citycoupé en een Ford Streetka. |
Bij zijn introductie sloeg de Citroën DS werkelijk in als een bom. De auto had niet alleen een supermoderne vormgeving, hij was ook voorzien van vooruitstrevende techniek.
Citroën Traction Avant, 2 CV en DS
Het eerste wat je ziet, is natuurlijk de bijzondere vormgeving van de Citroën DS. De auto is ontworpen door Flaminio Bertoni, de man die onder meer ook de 2 CV en de Traction Avant had getekend. De DS was met zijn vloeiende druppelvorm en spits toelopende achterzijde heel aerodynamisch voor zijn tijd, met een luchtweerstandscoëfficiënt van 0,36.
Eenspakig stuur, meedraaiende koplampen (vanaf 1968) en binnenspiegel op dashboard
Moderne materialen
Citroën gebruikte voor de DS moderne materialen: kunststof voor het dak, aluminium voor de motorkap, het nieuwe synthetische materiaal Helanca voor de interieurbekleding en nylon voor het dashboard. Opvallend was het eenspaaksstuurwiel – dat bood natuurlijk optimaal zicht op het eveneens moderne dashboard en zou volgens Citroën ook veiliger zijn.
Uitzonderlijke combinatie van moderne techniek
De Citroën DS staat niet alleen bekend om zijn moderne vormgeving, maar ook om zijn uitzonderlijke combinatie van destijds hypermoderne techniek. De baas van Citroën destijds, Pierre Boulanger, had een team van vooruitstrevende technici verzameld, die onder leiding stonden van André Lefèbvre. Zij voorzagen de DS – die in een periode van zo’n achttien jaar, inclusief de Tweede Wereldoorlog, in ontwikkeling was – van voorwielaandrijving, schrijfremmen, radiaalbanden en een omvangrijk hydropneumatisch systeem, niet alleen voor de vering, maar ook voor de besturing, de remmen en de bediening van de semi-automatische transmissie. Een luchtgekoelde zescilinder boxermotor stond ook op de planning, maar die werd afgeblazen.
In de eerste week na de introductie ontving Citroën al zo’n tachtigduizend bestellingen. Dat leidde natuurlijk tot problemen, want de productie startte pas is de loop van 1956.
Samenpersbaar
Het uitzonderlijke veercomfort was te danken aan de hydropneumatische vering. Bij elk wiel is een bol gemonteerd, waarvan de binnenruimte in tweeën is gedeeld door een membraan. Boven in de bol zit stikstof, de onderste helft is gemonteerd op een veercilinder en is gevuld met olie. De zuiger in de veercilinder beweegt natuurlijk mee met de wielophanging. Daardoor zet de zuiger de olie in het veersysteem onder druk als de auto inveert. Vloeistof is niet samenpersbaar, dus de olie drukt tegen het membraan in de veerbol. De stikstof boven in de veerbol is wel samenpersbaar en zorgt dus voor de souplesse van de vering. Het systeem omvatte ook niveauregeling, doordat alle bollen met elkaar verbonden zijn en veerbewegingen gecorrigeerd worden.
Opstijgen
Als de auto staat geparkeerd, is er geen druk in het hydraulische systeem en rust de auto bijna op zijn bodem. Zodra de motor wordt gestart, brengt een hydraulische pomp het systeem onder druk, waardoor de olie enerzijds tegen het membraan in de veerbollen drukt en anderzijds tegen de zuiger in de veercilinder, zodat de auto op de vereiste rijghoogte komt. Het is altijd een prachtig gezicht op een DS op die manier te zien ‘opstijgen’.
Diverse standen
Het ingenieuze systeem had diverse standen, onder meer de zogenoemde krikstand. Daarin pompt het systeem de auto naar de maximale hoogte, zodat een krik onder de auto geplaatst kan worden, waarna het systeem de druk laat aflopen. De auto zakt in en aan de kant van de krik – die natuurlijk niet omlaag kan – trekt de auto de wielen van de grond, zodat die gewisseld kunnen worden.
Schijfremmen
Verder was de grote Citroën voorzien van voorwielaandrijving en schijfremmen. Dankzij het feit dat de motor achter de vooras was gemonteerd en de auto een lange wielbasis had, was de DS bijzonder stabiel op hoge snelheid.