Auto’s van Toen: Citroën 2CV
De Lelijke Eend is méér dan legendarisch
Door Paul Spek. Als (model)autoliefhebber schrijft hij wekelijks de rubrieken AutoRAI in Miniatuur en Auto’s van Toen. Rijdt een smart citycoupé en een Ford Streetka. |
Wie kent ze niet? Traag en luidruchtig, zwaar overhellend in bochten en maar net snel genoeg om met het verkeer mee te kunnen. Toch heeft iedereen sympathie voor de Citroën 2 CV.
Toute Petite Voiture
Citroën startte in 1935 met de ontwikkeling van een kleine personenauto die geschikt moest zijn voor het ruige platteland van Frankrijk. De projectnaam van het voertuig was TPV, voor Toute Petite Voiture, ofwel ‘heel kleine auto’.
“Op 11 juli 1949 startte de productie van de Citroën 2 CV en pas op 27 juli 1990 stopte die weer.”
Diepe crisis
De eisen waaraan de nieuwe auto moest voldoen, waren niet gering. Hij moest zuinig met brandstof zijn, goedkoop – de wereld verkeerde immers in een diepe crisis – en eenvoudig te bedienen. De spreekwoordelijke Franse boerin moest ermee overweg kunnen. Maar de boer en boerin moesten op zondag ook met de hoed op per TPV naar de kerk kunnen rijden.
Eieren
Uiteraard moest de auto zuinig en betrouwbaar zijn. En zó comfortabel dat de boer(in) met de auto een mand eieren kon vervoeren over een omgeploegd land – maar waarom zou je dat doen? – zonder dat er een eitje sneuvelt. Verder moest de auto met twee personen aan boord ook vijftig kilogram aardappelen, of een vat met vijftig liter wijn of een schaap kunnen vervoeren. Eisen over de vormgeving? Rien du tout.
“De levertijd liep al snel op tot drie jaar en in 1952 was Nederland het eerste land waarnaar Citroën de 2 CV exporteerde.”
Uitstel
Het plan was de auto te presenteren op de Autosalon van Parijs, die voor oktober 1939 op de agenda stond. Maar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, kort voor de show, verhinderde dat.
Uiteindelijk debuteerde de Citroën 2 CV – zoals hij inmiddels werd genoemd, op 7 oktober 1948 op de Autosalon van Parijs. De auto was flink gewijzigd ten opzichte van die van 1939. De vormgeving was van de hand van Flaminio Bertone, de man die ook de Traction Avant en de ID/DS vormgaf. Op 11 juli 1949 ving de productie van de Citroën 2 CV aan.
“Je moest de ruitenwisser met de hand heen-en-weer bewegen en de hoeveelheid benzine in de tank moest je meten met een peilstok.”
Boeren, artsen, verpleegsters, kunstenaars
De auto werd goed ontvangen, vooral door de oorspronkelijke doelgroep, de boeren. Maar ook artsen en verpleegsters kozen voor de auto. En dat veel kunstenaars voor de 2 CV vielen, was goede reclame voor het autootje. De levertijd liep al snel op tot drie jaar. In 1952 was Nederland het eerste land waarnaar Citroën de 2 CV exporteerde.
Tweecilinder boxermotor
Oorspronkelijk werd de Citroën 2 CV aangedreven door een minuscuul tweecilinder boxermotortje met een inhoud van 375 cm3 met 7 kW (9 pk) vermogen. Citroën vergrootte de cilinderinhoud stapsgewijs en haalde er steeds meer vermogen uit. Uiteindelijk was de cilinderinhoud 652 cm3 en het vermogen … 21 kW (29 pk). De topsnelheid bedroeg ongeveer 115 km/u, al hoor je verhalen van avontuurlijke berijders die (véél) harder zouden hebben gereden met hun eend.
Peilstok
De uitrusting van de kleine Citroën was bijzonder karig. De banken – oorspronkelijk had de auto geen voorstoelen maar zowel voorin als achterin een eenvoudig uitneembare bank – bestonden uit een ijzeren buizenframe waaraan een stevige lap stof als zitting en rugleuning is bevestigd. En het dashboard: één klokje, een waarschuwingslampje, een paar hendeltjes; veel meer is het nooit geworden. In de beginjaren moest je de ruitenwisser met de hand heen-en-weer bewegen en de hoeveelheid benzine in de tank moest je meten met een lange peilstok. Draai- of schuifruiten heeft de 2 CV nooit gehad. Je kon de onderste helft van de ruit in het voorportier naar buiten omhoog klappen en vastklikken aan de deurstijl. Of tijdens het rijden laten wapperen.
“Gezien het motorkarakter gebruikt de bestuurder vooral de 2 en 3 om de auto op gang te houden; dan is het makkelijk dat die tegenover elkaar zitten.”
Paraplu
Wat wel elke Citroën 2 CV heeft, is een stoffen roldak. Eerst liep die door tot de achterbumper en diende de kap ook als achterklep. Later zat de achterruit min of meer vast aan de carrosserie en had de auto een metalen achterklepje.
Raar?
Bijzonder is de versnellingspook. Die steekt bijna horizontaal van onder het ‘dashboard’ het interieur in eindigt in een bocht, alsof er een paraplu naast het stuur hangt. De achteruitversnelling zit linksboven, de eerste versnelling ertegenover. De tweede en derde versnelling zitten dus ook tegenover elkaar. Raar? Nee, gezien het karakter van de motor gebruikt de bestuurder vooral zijn 2 en 3 om de auto een beetje op gang te houden; dan is het makkelijk als je alleen maar hoeft te duwen en trekken aan de versnellingspook.
Naam, bijnamen
Tot nu toe heb ik de auto keurig Citroën 2 CV genoemd. Maar in de volksmond heet hij gewoon Eend of Lelijke Eend. Het schijnt dat tijdens de introductie in 1948 een kritische journalist de auto een “lelijk eendje” heeft genoemd en die typering werd in Nederland een soort geuzennaam. In Vlaanderen heet de Eend in de volksmond overigens Geit.
“Om te voorkomen dat de Duitsers met de auto aan de haal gingen, werden de meeste prototypes vernietigd. Drie werden echter ingemetseld en die doken in de jaren zeventig weer op.”
Deusjevoo
Veel mensen noemen de auto speels chic ‘Deusjevoo’ – 2 CV op zijn Frans uitgesproken. De oorspronkelijke naam is een weergave van het vermogen (2 Chevaux Vapeur – twee fiscale paardenkrachten) op basis waarvan de belasting op auto’s werd berekend in Frankrijk.
Talloze varianten
Er zijn talloze varianten van de Lelijke Eend verschenen. De ribbelmotorkap kreeg flauwere plooien. Er waren diverse grilles en de Eend werd voorzien van een derde zijruit. De ronde koplampen werden vierkant – en weer rond. De meest luxueuze uitvoering was uiteindelijk de 2 CV6 Charleston, met jarendertigdecoratie op de zijkanten en sfeervolle, grijze stoffen bekleding. Verder waren er diverse besteluitvoeringen, de tweemotorige vierwielaangedreven Sahara, de Méhari en de Dyane en Acadiane. Ook de Ami maakte gebruik van de techniek van de Eend.
Speciale uitvoeringen
De bijzonderste 2 CV was de Sahara. Die was uitgerust met twee motoren en dus twee contactsloten, twee transmissies en twee tanks – die onder de voorbank zijn geplaatst. Er zijn er maar een kleine 700 gebouwd en onlangs is een van de honderd nog bestaande exemplaren in Monaco geveild door veilinghuis Bonhams. De verwachte opbrengst was maar liefst 120.000 euro, maar uiteindelijk bracht deze Sahara-eend 69.000 euro op. En dat is toch nog steeds een hele hoop geld voor een Eend.
Oranje met wit
In de jaren tachtig bracht Citroën talloze speciale uitvoeringen van de 2 CV uit, met vrolijke decoraties en opvallende kleuren. De Charleston kennen we allemaal, maar de Spot – oranje met wit – en de Basket – gedecoreerd als een basketbalschoen – zijn minder bekend, maar niet minder opvallend.
Op 27 juli 1990 rolde de laatste Citroën 2 CV – een grijze Charleston – van de band in de Citroën-fabriek in het Portugese Mangualde. In totaal zijn 5.114.966 Deusjevoos geproduceerd, inclusief de besteleenden.
Prototypes vernietigd en ontdekt
Na de overname door Michelin, halverwege de jaren dertig, kon Citroën op het landgoed La Ferté Vidame nieuwe auto’s testen en ontwikkelen. Dat gebeurde ook met de prototypes van de 2 CV. Het landgoed was perfect geschikt om ongezien auto’s te testen, omdat het volledig was af te grendelen.
Ingemetseld
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was de TPV vrijwel productieklaar. Om te voorkomen dat de Duitsers met de auto aan de haal gingen, werden de meeste prototypes vernietigd. Drie werden echter – buiten medeweten van de leiding van Citroën – ingemetseld in een van de gebouwen van het complex. Pas in de jaren zeventig werden de auto’s ontdekt. In de winter van 1997-1998 werden de vier prototypes door het dak tevoorschijn gehaald. Sindsdien worden ze ingezet voor promotionele doeleinden.