Wanneer gebruik je welke autoverlichting?
Regels over onder meer dimlicht, dagrijverlichting en mistlicht
Wanneer gebruik je welke autoverlichting? Vooral tijdens mist lijkt niet iedereen te weten welke lampen gebruikt mogen worden. Dus hier nog een keer alle regels over onder meer dimlicht, dagrijverlichting en mistlichten op een rij.
LEES OOK – VIDEO: dit is waarom het zo mistig is
Dimlicht
Dit is een makkelijke: dimlicht is in het donker verplicht, overdag bij slecht licht mag je ook je dimlicht gebruiken. De dimlichten hoeven niet aan als de mistlichten branden. Het kan namelijk gebeuren dat de reflectie van je eigen dimlicht je verblindt.
“De achterlichten moeten altijd branden: met groot licht, dimlicht, stadslicht, dagrijverlichting en mistlicht”
Groot licht
Je mag groot licht gebruiken als je niet vlak achter een andere auto zit en er geen tegenligger aankomt. Groot licht is zowel binnen als buiten de bebouwde kom toegestaan. En nee, seinen met je grote licht mag – officieel – niet, ook al is het soms noodzakelijk om andere automobilisten te laten weten dat de verlichting niet brand.
[parallex id=”1″]
Dagrijverlichting
Sommige auto’s hebben speciale dagrijverlichting. Deze maken je auto overdag beter zichtbaar. Deze lichten mag je overdag gebruiken. Sinds 2011 moeten alle nieuwe autotypes in Europa van dagrijverlichting voorzien zijn.
“Wanneer weet je dat het zicht minder dan 50 meter is? Een goed referentiepunt buiten de bebouwde kom zijn de hectometerpaaltjes”
Automatische verlichting
Een onlangs ingevoerde regel is dat bij ingeschakelde dagrijverlichting ook de achterlichten moeten branden. Vaak hebben nieuwe auto’s automatische verlichting. Die werkt nog niet optimaal. Beter is om daarom zelf te bepalen wanneer je dimlicht inschakelt. Jij kan immers beter dan een systeem bepalen wanneer het donker is.
[parallex id=”3″]
En dan: mistlicht
Het mistlicht aan de voorkant mag je alleen gebruiken als mist, sneeuwval of regen je zicht ernstig belemmert. Het mistachterlicht mag je alleen gebruiken bij zicht minder dan 50 meter. Bij zware regen mag je het mistachterlicht niet gebruiken. Als de mistlichten branden, hoeven de dimlichten niet aan, maar het mag wel.
Referentiepunt
De achterlichten moeten altijd samen branden met groot licht, dimlicht, stadslicht, dagrijverlichting en mistlicht. Hoe weet je dat je zicht minder dan 50 meter is? Een goed referentiepunt buiten de bebouwde kom zijn de hectometerpaaltjes. Die staan elke 100 meter langs de weg. Lantaarnpalen zijn in de bebouwde kom goede referentiepunten. Ook een handige: is de voorligger gewoon zichtbaar, dan ziet jouw achterligger ook jou en is het mistachterlicht niet nodig.
[parallex id=”2″]
Ook handig om te weten
Sta je buiten de bebouwde kom op de rijbaan? Of op een parkeerstrook, parkeerhaven, vluchtstrook of vluchthaven langs een autosnelweg of autoweg? Dan moet je in het donker stadslicht en achterlicht voeren. Dit moet ook overdag als het zicht slecht is. Is je auto in gebruik genomen na 30 september 2001? Dan moet je auto een derde rood remlicht hebben. Breedstralers en verstralers mag je officieel niet gebruiken. En natuurlijk: kentekenverlichting is ook verplicht. Betrapt de politie je met kapotte verlichting, dan heb je kans op een dikke boete.
LEES OOK: Top 5: afkeurpunten APK in 2016